Verhalen / Artistieke familie / Gestileerd realisme van veelzijdige Willem Schrofer | ||||
Gestileerd realisme van veelzijdige Willem Schrofer Naar aanleiding van de tentoonstelling: Willem Schrofer (1898-1968): Nonconformist. T/m 5 april 1998 in Pulchri Studio, Lange Voorhout 15, Den Haag. Door Sandra Smallenburg. Schilder Willem Schrofer (1898-1968) zal niet de geschiedenis in gaan als een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van de twintigste eeuw. Dertig jaar na zijn dood zijn er maar weinig mensen die zich zijn naam nog kunnen herinneren en het zag er naar uit dat het werk van de Hagenaar voor eeuwig in de vergetelheid zou raken. Dankzij kunsthistorica Elsje Drewes, die in 1995 in contact kwam met Schrofers weduwe Hannie Bal en vervolgens afstudeerde op het werk en leven van Willem Schrofer, wordt hij nu geeerd met een overzichtstentoonstelling in Pulchri en een lijvige monografie. Het is vreemd dat Schrofer in vrijwel geen enkel overzicht van de Nederlandse kunst wordt genoemd, want in zijn tijd was hij een bekend en geliefd kunstenaar. Zijn tentoonstellingen werden uitvoerig besproken in de landelijke pers, hij gaf vijfentwintig jaar les op de Haagse kunstacademie en schreef kunstkritieken voor De Waarheid. Zijn atelier was een ontmoetingsplaats voor studenten, kunstenaars, ontwerpers en schrijvers, ook tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen Schrofer in besloten kring lezingen gaf over moderne kunst. Zijn ideeën en werkwijze hebben een belangrijke stempel gedrukt op het werk van leerlingen als Henk Peeters, Matthijs Roling, Peter Struycken, Co Westerik en Yvonne Kracht. Op de tentoonstelling in Pulchri valt vooral de veelzijdigheid van zijn schilderkunst op. Abstracte werken hangen zij aan zij met realistische en expressionistische doeken. In de jaren twintig en dertig was Schrofer duidelijk gefascineerd door het werk van Russische constructivisten als El Lissitzky en Kazimir Malevitsj. Haast letterlijk nam hij hun vormentaal en kleur gebruik over in weloverwogen composities met cirkels en rechthoeken. En ook de voor Malevitsj zo kenmerkende metaalachtige cilinders werden door Schrofer klakkeloos geciteerd. Pas na de Tweede Wereldoorlog, toen veel Nederlandse kunstenaars zich richtten op de abstracte schilderkunst, sloeg Schrofer een eigen weg in. Hij pleegde een radicale stijlbreuk en ging op een figuratieve manier schilderen. Maar ook binnen deze figuratieve werken, die de overhand hebben op de tentoonstelling, is een heel scala aan stijlen te onderscheiden. De voorstellingen, veelal portretten, zijn de ene keer wild en vluchtig geschilderd als een Van Dongen, dan weer sierlijk als een Modigliani of realistisch als een Willink. Er is echter één stijl die vanaf de jaren veertig tot de jaren zestig steeds opnieuw komt bovendrijven en die de meest originele stijl van Schrofer genoemd kan worden. In een grafisch, bijna stripachtig handschrift zet hij in deze schilderijen de geportretteerden in slechts enkele lijnen op het doek, alle details weglatend. De werken hebben het uiterlijk van een houtsnede, met harde zwarte lijnen en egale kleurvlakken. Ondanks de minimale middelen is het de schilder in deze werken, die Schrofer zelf constructief realistisch noemde, gelukt de personen op een herkenbare en typerende manier te portretteren. Het mooiste stuk van de tentoonstelling is een groepsportret uit 1961 van de redactie van het literaire tijdschrift Podium, waarop onder meer Gerrit Kouwenaar, Svbren Polet, H.J.A. Hofland en Remco Campert staan afgebeeld. In een donkere, rokerige ruimte poseren de heren met een glas wijn en een sigaret in de hand, alsof ze door de schilder zijn betrapt tijdens een discussie of vergadering. Het doek is opgebouwd uit monochrome grijstinten en de contouren van de personen zijn in hoekige lijnen weergegeven. De schrijvers zijn geabstraheerd tot een soort stripfiguren, zonder dat zij karikaturen worden. In zijn sobere stijl heeft Schrofer de sfeer van de literaire herenclub treffend weten te verbeelden. De diversiteit van Schrofers schilderijen heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat kunsthistorici moeite hadden zijn werk in de kunsthistorische canon in te delen. Toch verdienen zijn gestileerde realistische schilderijen minstens een plaatsje in de Nederlandse kunstgeschiedenis. |
||||
|